
Jurisprudentie
AO3989
Datum uitspraak2004-02-18
Datum gepubliceerd2004-02-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305523/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-02-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305523/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 december 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) de aan appellant ingevolge de Drank- en Horecawet verleende vergunning ten behoeve van de uitoefening van een horecabedrijf in het pand [locatie] te Eindhoven ingetrokken.
Uitspraak
200305523/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 juni 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) de aan appellant ingevolge de Drank- en Horecawet verleende vergunning ten behoeve van de uitoefening van een horecabedrijf in het pand [locatie] te Eindhoven ingetrokken.
Bij besluit van 30 mei 2002 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2003, verzonden op 8 juli 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 september 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 oktober 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.H.L. Vossen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft in zijn hoger beroepschrift de intrekking van de hem ingevolge de Drank- en Horecawet verleende vergunning bestreden. Ter zitting in hoger beroep heeft zijn gemachtigde evenwel verklaard dat wegens een gewijzigd vergunningenregime het belang voor appellant bij een beoordeling van de vraag of de vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet met recht was ingetrokken, is komen te vervallen. Niet is gebleken dat appellant voor het overige nog enig belang heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep. Het hoger beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2004
97-402.

